De Saarlooswolfhond, geschiedenis

Leendert Saarloos, een legendarische naam
Leendert Saarloos (1884-1969), geboren en getogen in Dordrecht, was lange tijd scheepskok. Op latere leeftijd kreeg hij last van doofheid en dat hield hem ten slotte aan de wal. Hij zette een elektrotechnisch bedrijf op in zijn woonplaats. Rond 1925 van de vorige eeuw begon Saarloos met een experimentele fokkerij van verschillende diersoorten.

Saarloos was een liefhebber van de Duitse herdershond, maar hij vond dat dit ras veel natuurlijke eigenschappen had verloren. Soms sprak hij smalend over “die kwekers van sierhondjes” als hij het over fokkers van rashonden had.

Hij stelde zich ten doel een nieuw hondenras te creëren. Hij wilde het uithoudingsvermogen en de kracht van de wolf combineren met de werklust van de Duitse herder. Zo hoopte hij een nieuw, gezond ras zonder degeneratiefouten te kunnen fokken. Saarloos vroeg een kennelnaam aan en op 15 september 1934 werd zijn kennel officieel geregistreerd in de boeken van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland als kennel “Van de Kilstroom” naar het riviertje de Dordtse Kil.
Leendert Saarloos kocht een Duitse herderreu van het klassiek Pruisische type, genaamd Gerard van de Fransenum. De reu was een afstammeling van honden die tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het Rode Kruis in het Duitse leger hadden gediend. Hij paarde Gerard aan een Europese wolvin die hij Fleur noemde en die hij als pup uit de Diergaarde Blijdorp in Rotterdam had verkregen (foto).

saarloos_met_fleur

Strenge selectie
Pas het tweede nest van Gerard en Fleur leverde een teefje op. Saarloos paarde dit teefje terug aan stamvader Gerard. Zo verkreeg hij een basispopulatie kwartwolven. Saarloos paste een strenge selectie toe voor de africhting van zijn honden. De africhting bleek steeds weer een struikelblok. Eerlijk gezegd waren zijn wolfhonden nauwelijks af te richten. Dat kwam omdat de aanvalsdrift volledig ontbrak. De instinctieve schuwheid, die de nakomelingen hadden geërfd van de wolf en die hen deed vluchten bij het minste of geringste, maakte een effectieve africhting vrijwel onmogelijk. Dit was een grote streep door Saarloos’ rekening. Het was iets waar hij geen rekening mee had gehouden.
Het fenomeen van deze vluchtdrift was hem niet bekend en het is nog maar de vraag of dit destijds bekend was in de toenmalige kynologische wetenschap. In 1942 diende Saarloos een aanvraag in bij de Raad van Beheer om zijn kruisingen erkend te krijgen als rashond. De Raad wees zijn aanvraag af omdat de honden weinig uiterlijke homogeniteit vertoonden en van enige dienstbaarheid, destijds een eis in de kynologie, was nauwelijks sprake. Ook had Saarloos te maken met een grote tegenlobby van Duitse herderfokkers die in zijn experiment een bedreiging zagen voor de goede naam van hun ras. Saarloos liet zich door dit alles totaal niet uit het veld slaan; hij begon gewoon nog strenger dan voorheen op dienstbaarheid te selecteren.

Aan het eind van de jaren 50, begin jaren 60, was hij zo ver gevorderd dat sommige honden konden worden ingezet als speur- en reddingshond. Als zodanig werden enkele exemplaren ingezet bij de Bescherming Bevolking (BB) in Dordrecht. Vanwege hun fabelachtige reukvermogen dienden ook enkele honden bij de afdeling recherche van de politie Dordrecht. De voorzichtige aard van de honden maakte hen zelfs geschikt als blindengeleidehond.geschiedenisswhblindengeleidehond

Schuwheid, kenmerkend voor veel hedendaagse Saarlooswolfhonden, was toen veel minder aanwezig, want Leendert Saarloos selecteerde zijn fokdieren uitsluitend op karakter (dat wil zeggen: op dienstbaarheid). Zijn wolf-hond kruisingen noemde hij voortaan de Europese Wolfhond. Saarloos fokte niet op homogeniteit (gelijkvormigheid). Natuurlijk was hij zich bewust van de schoonheid van zijn honden, maar het uiterlijk was voor hem van ondergeschikt belang. Dienstbaarheid, dienstbaarheid en nog eens dienstbaarheid, daar ging het hem om.

Meer wolvenbloed
In de loop der jaren verzamelde zich een groep liefhebbers rondom Saarloos die meer oog had voor het prachtige uiterlijk van zijn honden. Zij wilden dit behouden en pleiten ervoor weer een wolf in te kruisen. Saarloos wilde er eerst niets van weten. Hij vreesde, niet zonder reden, dat met het inkruisen van een wolf zijn jarenlang zo zorgvuldig opgebouwde dienstbaarheid weer zou afnemen en misschien zelfs zou verdwijnen. Na lang aarzelen stemde hij toch toe. Saarloos besefte heel goed dat met zo’n outcross de inteelt in zijn foklijnen kon worden teruggedrongen. Hij kruiste dus in 1963 weer een wolvin in. Net als de eerste, was ook deze wolvin afkomstig uit Diergaarde Blijdorp en ook nu noemde hij haar Fleur.
Deze Fleur II paarde hij aan zijn wolfhond Yro van de Kilstroom. De pups uit deze kruising werden ondergebracht bij de groep liefhebbers. De outcross werd een totale flop. De liefhebbers brachten deze halfwolven na verloop van tijd allemaal weer terug bij Leendert. Wat hij had gevreesd, was uitgekomen: de dienstbaarheid was helemaal verdwenen. Deze kruisingen waren veel te wild en volkomen ongeschikt als huisdier!

Een van de pups, Valpar van de Kilstroom, had Leendert zelf gehouden. Saarloos zette deze reu later in om het ras meer homogeniteit te geven. Dit was immers ook een eis voor erkenning van zijn kruisingen. Maar door de grotere invloed van de wolf werd de schuwheid van de nakomelingen ook groter. Het ras verloor daardoor uiteindelijk de geschiktheid als werkhond.

Erkenning als rashond
Leendert Saarloos overleed in 1969 in de wetenschap dat het fokexperiment met zijn Europese Wolfhonden was mislukt. Zijn vereniging van wolfhondenbezitters en de blindengeleideschool, die ooit een grote bloei kenden, leidden na Saarloos’ dood een kwijnend bestaan. Door het steeds drukker wordende verkeer en het experiment met het nieuwe wolvenbloed was de Europese Wolfhond als blindengeleidehond uit het straatbeeld verdwenen. Andere rassen bleken geschikter voor dit werk. Het doek dreigde te vallen voor de Europese Wolfhond, waarmee de schitterende populatie voor de kynologie voorgoed verloren zou gaan.

wolfhondenbezitters.jpg

Een aantal vooraanstaande liefhebbers, waaronder de vermaarde kynologen G. de Josselin de Jong en mevrouw A. Brooijmans, besloot Saarloos’ experiment te redden. Dienstbaarheid was intussen als eis voor erkenning geschrapt. Men stak de koppen bij elkaar. Hoewel er nog steeds veel weerstand was vanuit de Duitse herderfokkers, lukte het uiteindelijk om de wolfhonden van Leendert Saarloos als ras erkend te krijgen! Die erkenning kwam op 5 juli 1975. Leendert Saarloos heeft dat niet meer mee mogen maken, maar als hommage aan hem en op voorstel van de Josselin de Jong besloot de Raad van Beheer bij de erkenning het ras de naam Saarloos Wolfhond te geven. Zo kreeg deze markante persoonlijkheid, die voor niets en niemand opzij ging en steeds onverstoorbaar zijn eigen weg volgde, toch nog – en volkomen terecht – postuum eerbetoon. Dit schitterende ras zal dus altijd, ter nagedachtenis aan zijn eigenzinnige schepper, de naam Saarloos Wolfhond dragen.

Roerige beginjaren
De verdere geschiedenis van het pas erkende ras zou nogal turbulent verlopen. In het jaar van erkenning werd de Nederlandse Vereniging van Saarlooswolfhonden opgericht. Zeven jaar later trad een nieuwe voorzitter aan. Hij vond dat de honden te weinig op elkaar leken en wilde meer homogeniteit (gelijkvormigheid) onder de honden. Om dit te bereiken eiste hij dat hijzelf – en niemand anders – in het vervolg de fokcombinaties zou bepalen. Er zou op homogeniteit gefokt worden, nota bene iets waar Leendert Saarloos altijd fel op tegen was geweest. Maar discussie was uitgesloten, het was buigen of barsten.

Splitsing
Daarom kwam het in 1982 het tot een splitsing van de populatie. Een grote groep leden van de NVSWH, waaronder de weduwe en de dochter van Leendert Saarloos, wenste geen eenheidsworst van de honden te maken. Bovendien wilden zij de zeggenschap over de fokkerij niet aan de kersverse voorzitter afstaan, een voorzitter die nota bene zelf had gezegd geen verstand van de fokkerij te hebben! Het gevolg was dat deze groep werd gedwongen de NVSWH te verlaten.

Inteeltproblemen
De gevolgen van het nieuwe fokbeleid bleven niet uit. Reeds een aantal generaties later doken problemen op die duidden op te veel inteelt. De problemen werden groter en groter. Steeds meer leden van de NVSWH begonnen zich nu zorgen te maken. In de ledenvergadering van 2006 stelden zij het bestuur voor de inteeltverschijnselen door specialisten te laten onderzoeken en hen om een bindend advies te vragen. Voor het bestuur, en met name voor de voorzitter (nog steeds dezelfde uit 1982!), was dit onbespreekbaar. Specialisten en wetenschappers werden onder geen beding toegelaten om de inteeltproblemen te beoordelen. Sterker nog, de leden die dit hadden voorgesteld, werden allemaal geroyeerd! Het fokbeleid van de voorzitter, die nog steeds naar eigen inzicht de fokkerij bepaalde, moest boven elke discussie verheven blijven. Voor veel leden was nu de maat vol. Het gevolg was dat in 2006 weer een grote groep de NVSWH verliet.

Bron: www.AVLS.nl 

 

Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: